Ik vind iets dat mijn hartje sneller doet kloppen. Toeval bestaat niet. De 40-dagentijd vóór Pasen is van oudsher een periode van ruimte creëren voor bezinning. Ik besteed dit keer veel tijd aan het opruimen van mijn kantoor en computer, wat ik jaren lang van te hard werken, heb verslonsd. Ik merk dat ik gelijktijdig mijn ziel opruim en zo ruimte creëer voor nieuwe dingen. En dan vallen ze zomaar op je pad.
Tussen paperassen uit 2012 tref ik een mij onbekend manuscript zonder auteursvermelding erop. “Probeersels categorieën” staat erop als titel. Ik blader erdoorheen om te zien of ik kan raden van wie het is en of ik er nog iets mee moet.
Bijna poëtisch proza van een man die als klein kind vlak na de Tweede Wereldoorlog uit Nederlands Indië naar Nederland repatrieert. Het doorbladeren verandert in lezen en voor ik het weet, heb ik het hele manuscript ademloos gelezen. Wat kan deze auteur indringend schrijven! Hij schildert een paar heel gestileerde beelden van dramatische kinderherinneringen.
“1947. Pap is in Indië, mamma in het ziekenhuis en ik woon bij oma. We gaan op bezoek bij mamma. Ze kan mij niet zien, omdat ze met gebogen hoofd staat te brullen. Ik bal mijn handen tot één vuist, moet ik er zo mee slaan of bidden? Van achter de deur van mijn kinderkooi, denk ik: ‘Als jij mij niet groet, zul je me ook niet pakken!’
Ik loop weg. Misschien geeft de zuster mij wèl een handje.”
Er volgen een paar ontmoetingen uit een meer recenter verleden waar hij moeite mee had. Maar die na die paar kinderherinneringen zó voorstelbaar zijn.
Ten slotte springt hij naar een ontmoeting in het heden met een dementerende, oudere broer. De twee hebben nooit met elkaar overweg gekund, maar anno 2010 snappen ze waarom in de stilte van de dementie. Blikken zeggen alles. Ze hebben zich beiden altijd verstopt achter hun ‘overlevingskedek’, het Jappenkamphek om hun oosterse hart dat hen als kind beschermde tegen al die moeilijke emoties van het kamp, getraumatiseerde ouders en repatriëring naar een hen onbekend, westers land.
“R. zei vroeger altijd dat mijn auto beter kon, mijn hypotheek voordeliger had gekund, dat ik te veel rookte. Nu kijken we elkaar aan. Ik zie achter zijn ogen een beek van warm water stromen. Door de kijkgaten in zijn kedek zie ik een ontluikende vraag naar medeleven. Voor het eerst zie ik een mooi mens, moe gestreden van het tegenhouden van alle gevoelens van vroeger.”
Wat zou ik de auteur graag zeggen: maak het boek af! We moeten er samen nog wat aan schaven, maar dit kan publicabel worden of ten minste extreem waardevol voor u en uw familie!
Helaas laat mijn geheugen mij in de steek en kan ik niet meer raden wie de auteur is. Wie biedt?
Bron: Zonsopgang & -ondergang in Padang en BAngkinang, Gedenkboek 1942-1945
Als schrijfcoach Levensverhalen stel ik dit soort vragen graag aan mijn klanten. Het levert vaak een lichte toets in een levensverhaal.
In de jaren ’70 sprak mijn moeder met haar vriendinnen afkeurend over mannen van veertig die (vaak in een nieuwe relatie) nog aan een kind begonnen: “dan zit er toch een hele generatie tussen ouder en kind; als ’t kind de deur uit gaat, is ie minstens 60; hoe kan iemand van bijna opaleeftijd zich nog inleven in de wereld van zijn kind?”
Toen ik als 38-jarige een kind wilde, hoorde ik mijn moeder daar niet meer over: de meeste vriendinnen om haar heen waren trotse oma’s van kleinkinderen met ouders in de veertig en hadden aan haar oude opvatting geen boodschap. Saillant detail: mijn eigen broer was achterin de 30 bij de geboorte van zijn zoon en natuurlijk vond ze het geweldig wat zoonlief allemaal met zijn kleine ondernam. En dus kon ik op mijn 38e met een gerust hart gaan nadenken over een zwangerschap; de tijd had het pad voor me geëffend.
Mijn vriendinnen en ik bespraken de dingen toch iets anders: in ‘sharings’ concludeerden wij dat onze indertijd nog jonge ouders toch tamelijk impulsief en naïef aan ons begonnen. Veel ongeplande zwangerschappen in instabiele relaties, die niet lang stand hielden. Dat had zeer zeker zijn weerslag op onze tere zieltjes.
“Dat gaan wij anders doen!” besloten wij indertijd op onze beurt, waarschijnlijk eenzelfde besluit als die onze moeders indertijd namen, terugkijkend op hun eigen opvoeding.
Met elk onze eigen opvoedingsdeukjes begonnen we aan prestigieuze studies en dito carrières, knalden tegen eigen en andermans muren op, belandden op de glijbaan van burnout en therapie en hokten ondertussen met wisselende partners. Maar uiteindelijk werden we dan toch stabiele persoontjes (of niet) met dito relaties (of niet) en wilden daar uiteraard ook nog een stabiel kindje bij. We waren allemaal een flink eind in de 30 of ouder. Met vallen en opstaan leerden wij heel modern onze wensen en grenzen te respecteren, te bespreken en te vervullen zonder daarbij over anderen heen te walsen. Onze kinderen kr(ij)egen die les waarschijnlijk als belangrijkste opvoedingscomponent voor hun kiezen.
En wat zullen onze kinderen tegen elkaar zeggen als zij aan kinderen beginnen en terug kijken op hun eigen opvoeding? Precies:
“Dat gaan wij anders doen!”
Waarschijnlijk zijn ze dan net 18 of zo, want ja, als je 40 bent…
Zo moge het zijn.
'Vaak krijg ik de vraag hoe je op een luchtige manier over moeilijke ervaringen kunt vertellen. Of hoe je het zelf vol kunt houden om door te gaan wanneer die herinneringen moeilijke emoties boven brengen. In vaktermen is het advies: doseren en ‘show, don’t tell’. Maar da’s wel wat abstract. Een voorbeeldje. Je zou kunnen beginnen met
"Mama, jij bent heel anders dan de mama's van de kindjes in mijn klas. Die zijn secretaresse of verkoopster of verpleegster of zo. En die eten bij de McDonald's of pizza of bij kids playground. En jij schrijft boeken, helpt vluchtelingen en kookt verse groenten met kruiden uit de tuin. Waarom?“
"Hmmm. Omdat mama in haar leven een heleboel hele bijzondere cadeautjes heeft gekregen van heel bijzondere mensen, Tim."
"Wat dan?"
"Elk cadeautje is eigenlijk een verhaaltje. Zal ik jou elke avond één kort verhaaltje vertellen over een heel bijzonder cadeautje?"
"Ja! "
Of je nu wel of geen kind hebt, op die manier dwing je jezelf tot drie dingen:
"OK, Tim, eerste cadeautje. Toen mijn papa, jouw opa, nog jong was, was het oorlog in zijn land, hier heel ver vandaan, dat heette toen Nederlands-Indië, jij kent het als Indonesië. Soldaten uit een ander land waren toen de baas in Indië. Ze hadden hem met zijn vader, broers en nog heel veel andere mannen en jongens opgesloten. In die gevangenis, we noemen dat een concentratiekamp, mochten ze alleen spulletjes houden die in één rugzakje pasten: dus een slaapmatje, dekentje, één set kleren, bord, bestek, beker en een pannetje om in te koken. Geen speelgoed. Ze kregen meestal alleen een soort slijmerige pap te eten, gemaakt van een tropische wortel, cassave. Opa noemde het ‘blubberpap’. En het was verboden om de kinderen les te geven.
Maar de papa van jouw opa, was een hele verstandige vader. Hij vertelde zijn zoons steeds korte sprookjes, gewoon tijdens het hout hakken of koken. Bijvoorbeeld over Kantjil, een slim, ondeugend dwerghertje, die precies wist welke blaadjes, insecten en wormen in het bos daar, je wel en niet kon eten. En omdat hij geen leerboeken met plaatjes had, beeldde zijn vader elke blaadje, kriebelbeestje of ding uit met zijn handen. Zo kreeg opa stiekem toch een beetje les van zijn vader.”
“Je bedoelt zoals jij mij leerde om ’s avonds schaduwbeestjes op de muur te toveren met je handen achter een lamp?”
“Precies. Maar door die verhalen, vergat opa ook dat hij zijn moeder zo miste en haar lekkere eten. Dus hij luisterde graag naar zijn vaders verhalen, volgde de plaatjes die deze uit zijn handen toverde en at dan ongemerkt toch zijn blubberpap op, mét blaadjes en kriebelbeestjes uit het bos. Zo bleven ze gezond in hun hoofd en lijf, ondanks dat ze in een kamp zaten.
Mijn opa heeft die vertelkunst als cadeautje ook aan mij gegeven. En mama geeft die vertelkunst weer aan haar klanten én aan jou. Want dit soort cadeautjes zijn bedoeld om door te geven.”
Gebiologeerd keek ik de afgelopen feestdagen naar de film "The mists of Avalon". Een hoogsensitief meisje raakt vermalen in de harde wereld om haar heen. Waarom raakt dat meisje en haar verhaal me zo?
Ik heb als Indisch meisje een traditioneel Hollandse, socialistische opvoeding gekregen. Intussen leef ik als christen met mijn eigen voelsprieten en een hoogsensitief kind in een cultuur die zich bedreigd voelt door zich geradicaliseerde moslims. Ook in ons land gaan stemmen om maatregelen om onze christelijk-westerse levensstijl te behouden. Denkend aan King Arthurs Morgaine, vraag ik me af hoe mijn weg eruit zou moeten zien?
De Keltische de hogepriesteres van Avalon, Viviane, voorzag dat haar kleine nichtje Morgaine de talenten heeft om haar later als hogepriesteres op te volgen. Én dat haar kleine neefje Arthur de talenten heeft om de grote koning te worden. De koning, die het oude, Keltische geloof in de Godin zal behoeden tegen het christendom. Een opkomend, onverdraagzaam christendom, dat elk ander geloof verketterde. Uit angst voor dit christendom manipuleerde de hogepriesteres iedereen meedogenloos. Morgaine werd er woedend om, koos haar eigen weg, maar raakte vermalen in het verdere gekonkel van christenen en Kelten. Ze liet haar ongewenste, door anderen gemanipuleerde zoon ook zijn eigen, noodlottige weg gaan. Het land verzwakte door al die verdeeldheid, de Saxen namen het gewelddadig in en Avalon en Camelot verdween in de mist. Ten slotte hoorde Morgaine een meisje intens bidden tot Moeder Maria. De godin (Moeder Aarde, Moeder Maria, maangodin of nog anders) transformeerde zich dus, maar zou op een of andere manier altijd blijven voor wie met haar wil leven.
(Morgaine en King Arthur in de film)
Ik probeer mijn zoon in mijn werk en privéleven te laten zien dat elke religie of cultuur zijn waardevolle elementen heeft. Dat we elkaar verrijken en plezieren door samen te werken. Maar dat dat alleen kan, wanneer je niet manipuleert of strijdt, maar op voet van gelijkheid, met heel je hart, bereid bent om nieuwe wegen in te slaan. Ook wanneer de gevestigde orde of je buren dat afwijzen.
Morgaine was helderziend, had veel geleerd over geneeskrachtige kruiden, voedingsleer, natuurgeneeswijzen en de Keltische riten voor de godin. Ik gebruik veel kruiden, pas principes van Quantum Balance en NAET toe (genezen met je handen en gedachtenkracht), yoga en moderne psychologie, draai mee in een vooruitstrevende kerkgemeenschap, help mensen op hun eigen manier uit alle culturen met hun levensverhaal en zet mij in voor het werk van Inspiratie Inc. Het zijn methodes die veel mensen uit vele culturen op onderdelen herkennen. Ik leer van hen en zij van mij.
Mijn zoontje van acht nu, is een hypergevoelig ventje die nooit een uitdaging aan zal gaan met mensen waarbij hij zich niet op zijn gemak voelt. Daarom zijn zijn beste vriendjes Marokkaans, Nederlands, Iraans, Surinaams en zelf is hij een mengelmoes met Indisch, Chinees, Portugees, Frans en Nederlandse cultuurinvloeden in de familie. Hij heeft nooit geleerd om vriendjes te kiezen op cultuur, religie of kleur. Wel instinctief op of hij zich bij iemand op zijn gemak voelt, of hij er wat mee kan delen, van kan leren. En op internet kiest hij spelletjes, onderwerpen en knutselwerkjes uit de hele wereld.
Ik verwacht niet dat onze Nederlandse levenswijze kan blijven zoals we gewend waren. We worden een smeltkroes van allerlei culturen en religies. Gelukkig.